Brussels schepen Bruno De Lille zoekt naar gelijke kansen
Hij ontvangt de
voormalige koning van Roemenië in slobbertrui op het statige Brusselse
stadhuis. Vecht al eens een robbertje met Vlaamse excellenties, en haalt
de roze zaterdag naar het centrum van onze hoofdstad. Met Bruno De Lille
heeft de stad Brussel een kleurrijk politicus op de schepenstoel. Een gesprek
over holebi's, Vlamingen, migranten. Kortom, over Brusselaars.
De senaat heeft
na de kamer het wetvoorstel goedgekeurd dat het homohuwelijk in België mogelijk maakt. Zijn we er nu?
Wat het homohuwelijk betreft bijna, maar er is nog heel wat ander werk te
doen. Vooral wat kinderen betreft. Bij twee lesbiennes die een kind hebben,
wordt nu alleen de natuurlijke moeder erkend.
Aan de andere kant
is er nog het vraagstuk van de adoptie. Een homokoppel mag niet adopteren,
maar één persoon alleen wel. Wat natuurlijk zorgt voor vreemde
situaties. Stel, je adopteert een kind, maar voedt het wel met twee op.
En de adoptievader sterft, dan wordt het kind weer als compleet vreemd beschouwd.
En dan zijn er nog heel wat problemen die je breder moet zien dan België alleen. Bijvoorbeeld de kwestie van de buitenlandse partner. Het is niet
omdat we er hier bijna zijn, dat je daar tevreden mee moet zijn. Ik denk
dat er in de omringende landen, en vooral binnen de Europese gemeenschap
nog heel wat werk te verrichten valt om een gezamenlijk beleid te voeren.
Kan je dat eigenlijk
wel sturen als schepen van Brussel stad?
Alles gebeurt met kleine stapjes. Op zich had ik ook niks te zeggen aan
het homohuwelijk, maar ik kom als schepen van Brussel natuurlijk vaak in
de aandacht en dat speelt mee. Je eigen partij heeft ook invloed, en dus
moet je daar ook voor je standpunten ijveren.
Wat Brussel zelf betreft, heb je ook zaken als de roze zaterdag, de Belgian
Lesbian and Gay Pride, die door de straten van Brussel trekt. Als je als
hoofdstad van België en Europa laat zien dat je die optocht echt ontvangt
en niet zomaar tolereert, dan geef je als stad een duidelijk signaal naar
buiten toe. De eerste keer dat we de roze zaterdag door het centrum van
Brussel hebben laten lopen, waren er artikels terug te vinden tot in Amerika.
Dat toont aan dat je als stad eigenlijk wel mee invloed kunt uitoefenen,
hoewel je niet mee beslist.
Drukt u niet te
veel op het holebithema?
Nee, dat vind ik niet. Het is gemakkelijk als mensen een stempel op je kunnen
plakken. Voor mij lag het vast, omdat het blijkbaar nog heel vreemd is dat
politici er voor uitkomen dat ze holebi zijn en dat ze zich er ook voor
willen inzetten. Want vele verkozenen krabbelen terug met het argument dat
ze verkozen zijn voor de hele natie en dus vooral niet mogen werken voor
die eigen groep. Ze zouden je kunnen beschuldigen van favoritisme. Wat eigenlijk
fout is. Je ziet dat ook bij verkozen vrouwen. Tijdens de campagne komen
ze volop op voor de vrouwen, maar haken daarna af. Wij moeten dat toch niet
alleen doen, de mannen moeten dat ook doen. In principe hebben ze gelijk,
maar als zij het niet doen, zal niemand het doen.
Maar u bent niet
alleen voor holebizaken verkozen.
Dat spreekt voor zich, maar je moet ook durven zeggen dat je verkozen bent
omdat, in mijn geval, de holebigemeenschap je gesteund heeft. Het eerste
dat we geregeld hebben, is dat de roze zaterdag door het centrum van Brussel
ging. Omdat het zo makkelijk was, want het stond in het regeerakkoord. En
van dat moment heb ik de stempel van de roze schepen.
Het vreemde is wanneer
het over het homohuwelijk gaat, iets waar ik eigenlijk niet over ga, dat
Villa Politica ook bij mij komt. Maar als het over internationale solidariteit
of over onze Raad voor Brusselaars van Vreemde afkomst gaat, dan is er veel
minder reactie.
Het is moeilijk uit
dat hokje te raken. Als je ziet waar ik mee bezig ben dan wordt er veel
meer energie gestoken in migrantenzaken. Het is ook het jaar van de gehandicapten
en momenteel zijn we ons daar meer op aan het toespitsen.Vlaamse aangelegenheden
neemt ook veel tijd in beslag, maar dat wordt niet altijd zo gezien.
Terwijl Schepen
van Vlaamse aangelegenheden ook een vakje is. En zwaar geladen in Brussel.
Juist, en
daar wil ik me ook niet in laten vangen.
Ik zeg dat, omdat
u een interessante houding hebt inzake die aangelegenheden. Wat opvalt in
Brussel is dat je die Vlaamse groep, of althans haar vertegenwoordigers,
vaak niet echt integrerend kan noemen. En daar keert u zich nu net van af.
Ja, dat klopt. Helemaal in het begin zeiden de mensen wel eens spottend
dat ik schepen van minderheden was. Daar rekenden ze dan ook die Vlamingen
bij. Nu, waar ik niet in mee wil spelen is de Vlamingen zien als de vreemdelingen
die hier hun eilandje proberen uit te bouwen en niets met de anderen te
maken willen hebben. Dat is natuurlijk moeilijk bij de oudere Vlamingen
aan te brengen. Ik wil niet in het schepencollege zitten om de Vlamingen
van de Vlaamse Gemeenschap te verdedigen, en zoveel mogelijk binnen proberen
te halen. En tegen de Franstaligen zeggen: kijk, wat jullie doen interesseert
mij niet, zolang ik voor mijn Vlamingen mijn ding maar heb. Dat vind ik
een foute redenering. Ik ben er voor de Brusselaars en dus moet ik zorgen
dat elke Brusselaar aan bod komt. Ik merk dat dat wel een andere ingesteldheid
is.
Maar u kan toch
niet ontkennen dat u erg weinig terugkrijgt van het extra geld dat u als
Vlaams schepen naar de stadskas brengt?
Maar er gaat wel veel van de dat geld naar de Brusselse Vlamingen, alleen
niet via Vlaamse aangelegenheden. Omdat je zo de indruk geeft dat de Vlamingen
zelf maar moeten betalen voor hetgeen de Vlaamse schepen doet. Dat vervreemdt
alleen maar de positie van de Brusselse Vlamingen. En als dat geld nu zou
wegvallen, dan zal de rest van het college ook niet happig zijn om bij te
springen. Nu gebruiken we dat geld voor alle Brusselaars, ook voor de Vlamingen.
Waarvoor dan?
We hebben het bijvoorbeeld in openbare reinheid gestoken, omdat iedereen
zijn trottoir graag proper heeft. Daarmee tonen we aan dat de Vlamingen
niet vreemd zijn in Brussel, maar Brusselaars zijn zoals alle anderen. Dat
zorgt ervoor dat het bijvoorbeeld makkelijker is om een renovatiedossier
als de KVS (Koninklijke Vlaamse Schouwburg, fvdp) rond te krijgen. De stad
Brussel zou eerst iets van een 100 à 200 miljoen BEF betalen. Dat
is uiteindelijk 800 miljoen geworden en die verhoging heeft tot nu toe niet
veel problemen opgeleverd. Omdat de andere schepenen aan mijn houding merken
dat ik meewerk. Ik denk met hen mee en zij met mij. De andere leden zagen
de noodzaak in en dus is dat geld er gekomen.
Terwijl u net met
die KVS dan weer de Vlaamse gemoederen roerde.
Wat cultuur betreft zitten we hier in Brussel met enkele grote huizen die
zich, op enkele uitzonderingen na zoals de Beursschouwburg, geen fluit aantrekken
van de stad. Ze richten zich op dé Vlaming die naar Brussel trekt
en wel gecharmeerd is door het mooie gebouw, maar helemaal niet geïnteresseerd
is in de omgeving. En dat wil ik veranderen. Ik stel dan ook voor om in
ruil voor subsidies aan een betere aansluiting met de Brusselse omgeving
te werken. En de huizen zijn geïnteresseerd. Probleem was natuurlijk
dat Minister Van Grembergen mij wou opleggen om vijfennegentig procent van
het Brussels cultuurbudget aan de vernieuwing van de KVS te spenderen. Nu,
de KVS smijt niet met geld en ze leveren goed werk en dus wil ik ze niet
straffen. Ik wil alleen zeggen dat de verhouding tussen de KVS en de Vlaamse
Gemeenschap verkeerd is. Ik ga dat geld voor de Vlamingen niet verminderen,
want daar is iedereen natuurlijk bang voor. Ik wil wel mijn budget ook voor
de anderen gebruiken, want dan kan ik ook iets in ruil vragen. Ik moet zeggen,
ik krijg vrij veel positieve signalen van de cultuurhuizen.
U had het over eisen
die u aan de Vlaamse huizen wil stellen. Welke?
Momenteel kan ik niet veel vragen want we kunnen niets teruggeven, maar
aan de KVS, waar we in de raad van beheer zitten, hebben we bijvoorbeeld
gevraagd om zich ook actief naar de allochtone Brusselaars te richten. Je
mag niet vergeten dat veertig procent van de Brusselaars van buitenlandse
afkomst is. Puur marketingachtig is het stom om die mensen links te laten
liggen, terwijl ze vlak bij de deur zitten en een publiek is waar zeer weinig
mee gedaan wordt. Als je die kan binnenkrijgen, waarom zou je het niet doen.
Omdat het erg ambitieus
is hen naar Nederlandstalige cultuurtempels te halen.
Het is inderdaad niet gemakkelijk. Ze zijn erg Franstalig georiënteerd.
Het is voor velen al de tweede of zelfs de derde taal. Als Nederlands er
dan bij komt dan is het wel een zeer hoge drempel. Dus daar moeten we heel
hard aan werken. Toch is het belangrijk dat deze initiatieven genomen worden
om die grote groep bij het cultuurleven te betrekken.
Maar liggen de problemen
voor de Brusselaars van buitenlandse afkomst niet elders?
Ja, hoewel het toch nodig is om de culturele verbondenheid in een stad als
Brussel te vergroten. Werkloosheid is het grootste probleem, natuurlijk,
en daarom ook de uitdaging. Er is in de eerste plaats het probleem van de
taal. Daar werken we in Brussel aan met de kunstateliers na school of de
ateliers dès de la réussite. Die zijn er voor kinderen in
het lager onderwijs die toekomen in een Franstalige school en taalproblemen
hebben. In de ateliers proberen we ze op een niet-schoolse manier te laten
spelen met de taal.
Voor Nederlandstalig
onderwijs is het nog moeilijker. Het is niet de tweede taal, maar al de
derde. Dat los je niet op door extra lessen Nederlands. Als je de taal niet
verstaat, is de motivatie al niet erg groot. Als je dan nog eens extra lessen
gaat geven, komt dat over als een straf. Dus ook daar proberen we met theater
en video op een speelse manier het contact met de taal te vergroten.
Toch haken nog vele
jongeren in latere jaren af. De motivatie ontbreekt.
Dat klopt, maar de zaken zijn complex. Vooral de negatieve vooruitzichten
spelen hen parten. In het middelbaar hebben we een peter-en-meterschap met
studenten van buitenlandse herkomst die studeren aan ULB of VUB. Zij kunnen
de jongeren tonen dat het mogelijk is om hogerop te geraken. Spijtig genoeg
raken hoger opgeleide allochtonen ook niet altijd aan werk. Zo'n vijfendertig
procent blijft werkloos. De taal is hier geen probleem. En ze hebben voor
hun diploma gewerkt. Dan is er racisme in het spel. En dan moet je niet
zeggen dat het genoeg is een inburgeringscursus te geven. Ik vind dat zowel
de overheid als de nieuwkomers eisen mogen stellen. Wij mogen verwachten
dat zij niet in hun eigen groepje gaan leven en zich gaan inzetten voor
de maatschappij, maar dan moeten wij hen wel de garantie op werk kunnen
geven. Een werkloosheidspercentage van twintig tot dertig procent is niet
tolereerbaar. Maar die stap wil men nog nergens zetten.
Toch is dat uw taak
als schepen van gelijke kansen.
In Brussel werken we met de Raad van Brusselaars van Vreemde Afkomst. Die
is samengesteld uit vertegenwoordigers van een twintigtal verenigingen die
werken rond allochtonen en geeft advies aan de stad. Vorig jaar hebben we
een hele reeks discussieavonden gehad over thema's als politie en onderwijs.
Waar zitten de mankementen en wat kan er verbeterd worden? Er is nu een
document klaar waar we nu mee naar buiten komen. Een checklist met dingen
die we gaan proberen uit te voeren. We hopen dat als dat allemaal gebeurd
is, dat de situatie dan een heel stuk verbeterd zal zijn. Maar, we blijven
natuurlijk een gemeente.
Maar die gemeente
is wel een belangrijk deel van een grootstad. En toch gaat het er in Brussel
gemoedelijker aan toe dan bijvoorbeeld in Antwerpen.
De situatie hier is niet dezelfde als in Antwerpen. Ik heb er begin jaren
negentig ook op kot gezeten en ik moet zeggen, toen ik daar kwam, zag ik
geen enkele allochtoon. Er zijn misschien bepaalde wijken, maar als je door
het centrum loopt en je vergelijkt dat met het centrum van Brussel, dan
vraag je je toch af waarom zij zoveel problemen hebben. Er zijn problemen
in Brussel, daar niet van, maar dat valt al bij al nog goed mee. Wij, en
dan vooral onze politieagenten, gaan er dan ook anders mee om. Alles is
hier gericht op het vermijden van conflicten. Een van de dingen die zorgt
dat je hier een Brussels gevoel hebt is dat er ook geen echte meerderheid
is. Geen enkele wijk bestaat voor de helft uit mensen van een groep. Er
zijn wijken waar meer Brusselaars van buitenlandse herkomst zijn, maar dan
heb je nog de Spanjaarden, Portugezen, Marrokanen, Turken,
Er is steeds
een mix. Je moet samenleven, het kan niet anders. Stel dat je je buitenlanders
buitenzet, je houdt geen stad meer over.
Bestaat er dan zoiets
als een Brussels model?
Ja, er bestaat een Brussels model. Allez, dat is geen Brussels model, maar
gewoon zorgen dat je politie is waar ze moet zijn. In de wijken. We hebben
met onze nabijheidspolitie een heel ander systeem. Enkele jaren geleden
was alles zeer centraal en hadden wij ook veel problemen. Het ongenoegen
bij de jongeren was ook erg groot. Dat soort problemen is nog niet helemaal
opgelost, maar dat wel heel erg verbetert. Dat komt omdat we onze agenten
nu de wijken in sturen. De Brusselaars van buitenlandse herkomst zijn ook
veel minder bang geworden van de politie. De politie passeert nu elke dag
en wordt gecontacteerd door de buurtbewoners. Met andere woorden, als er
iets gebeurt, dan moeten ze niet alle identiteitskaarten gaan nakijken,
want ze kennen de buurt. En als het nodig is dan pikken ze die ene eruit.
De intimidatie is weg en dat is een grote stap.
Bruno De Lille
- geboren in 1973 in
Wevelgem, maar als student naar Brussel gelokt
- in 1997 Meester in de Dramatische Kunsten aan het Conservatorium Antwerpen
- speelde maatschappelijk geëngageerd cabaret (Radio1-prijs Humorologie
in Marke)
- presentator en producer voor Radio2-programma De Grote Beer
- vanaf dat moment ook lid van Agalev
- Schepen van Vlaamse Aangelegenheden, Gelijke Kansen en Internationale
Solidariteit voor stad Brussel na verkiezingen van 8 oktober 2000
Maart 2003
bron: © Frederik Van de plas
|