We lezen in de krant dat de subsidiëring van de Bottelarij/KVS in Brussel
opnieuw onder hevige druk staat en we kunnen er eerlijk gezegd niet goed
meer mee lachen. Een korte toelichting.
'Met voorzitter raad van bestuur heeft Brusselse stadstheater een paard
van Troje in huis'
Het decreet voor de podiumkunsten bepaalt dat de drie grote stadsgezelschappen
(de Bottelarij/KVS in Brussel, het Publiekstheater in Gent en het Toneelhuis
in Antwerpen) gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap en door de
provincie en de stad waarin ze gehuisvest zijn. Het bedrag dat de Vlaamse
Gemeenschap ophoest, geldt als norm voor de berekening: de stad moet een
aanvullende subsidie betalen die drie kwart bedraagt van de subsidie van
de Vlaamse Gemeenschap, de provincie (in Brussel: de Vlaamse Gemeenschapscommissie)
mag zich beperkten tot één kwart. Als de Vlaamse Gemeenschap
een subsidie van 60 miljoen betaalt, moet de stad daar dus nog 45 miljoen
bovenop leggen, de provincie/VGC 15 miljoen. Klinkt misschien wat royaal
in de oren, maar als je de omvang van de opdracht in overweging neemt -
inclusief het beheer en de exploitatie van héél dure gebouwen
- en als je de vergelijking maakt met het buitenland, zijn dat zeer bescheiden
bedragen.
Voor Bruno De Lille,
schepen van Vlaamse Aangelegenheden van de stad Brussel, is die bijdrage
van de stad nog veel te hoog. Hij pleit voor een eenzijdige verlaging
- tegen alle decretale bepalingen in - en voor een responsabilisering
van de negentien randgemeenten, waarvoor op dit moment geen enkele decretale
grond bestaat.
Merkwaardig genoeg
is die mijnheer De Lille ook voorzitter van de raad van bestuur van de
Bottelarij/KVS, waardoor hij dus in zijn functie van schepen harakiri
pleegt op een instelling die hij in zijn hoedanigheid van voorzitter eigenlijk
ten volle behoort te verdedigen.
Het is dat Jan Goossens
en Danny Opdebeeck, artistiek en zakelijk leider van de Bottelarij/KVS,
brave mensen zijn, maar vanuit Antwerpen en Gent schreeuwen wij in hun
plaats dat dit echt niet kan. Waar de KVS een paar jaar geleden vanuit
Brussel naar Molenbeek moest uitwijken, daar unaniem waardering en appreciatie
oogst voor het boeiende artistieke parcours dat wordt afgelegd, én
zich opmaakt om - drijvend op die artistieke relance - de taak als stadstheater
in de vernieuwde schouwburg in de Lakensestraat vol op te nemen, duwt
de voorzitter van hun eigen raad van bestuur hen het mes in de rug.
Op het moment dat
de drie stadstheaters hun eigen parcours zoeken, en twee van de drie met
hangen en wurgen het financiële puin van hun voorgangers ruimen,
blijkt het Brusselse stadstheater in zijn eigen voorzitter het paard van
Troje in huis te hebben. Jago revisited. Medea die haar eigen kinderen
molt. Macbeth die zijn eigen familie uitmoordt, en zo kunnen we er nog
wel een paar bedenken.
Laten we een paar
zaken duidelijk stellen. Als politici het niet eens zijn met de decretale
bepalingen die zijn goedgekeurd in het Vlaams Parlement, moeten zij actie
ondernemen om die decreten te laten wijzigen. Ze hebben er de kanalen
voor en het is een legitieme, democratische werkwijze. In afwachting daarvan
zijn de bestaande decreten onverkort van toepassing en moeten de verkozen
vertegenwoordigers van het volk er niet proberen onderuit te muizen met
trucs van luie Sjarel. De Brusselse randgemeenten uit het niets financiële
verantwoordelijkheid toeschuiven voor de KVS is zo'n truc.
Iedereen moet zijn
eigen rekening maken en we begrijpen zeer goed dat de schepen financieel
wat meer armslag zoekt binnen zijn krappe Brusselse budgetten, maar is
het een goed idee om de KVS daarvoor te laten opdraaien? Uitgerekend op
een moment dat de stadstheaters hun centrale rol steeds beter opnemen,
steeds aantrekkelijker worden voor veel jonge, getalenteerde theatermakers
en onmiskenbaar een nieuw publiek aantrekken, is het wellicht niet verstandig
om precies de grote huizen te viseren. Medio 2004 wordt de subsidie van
de hele sector van de podiumkunsten herzien en zullen knopen moeten worden
doorgehakt. Het is niet erg verstandig van schepen De Lille om in de aanloop
naar die discussie een van zijn belangrijkste instellingen al vooraf te
verzwakken.
Vanuit deontologisch
opzicht is het onbegrijpelijk dat Bruno De Lille vasthoudt aan zijn mandaat
als voorzitter van een instelling die hij in zijn hoedanigheid van schepen
openlijk viseert. Op zijn minst zou hij de fair play moeten hebben om
zijn ontslag aan te bieden. Het voorzitterschap van de Bottelarij/KVS
komt toe aan een man of een vrouw die het belang van de instelling en
de grote verdiensten van de nieuwe leiding juist kan inschatten, en die
de vrijheid en de bereidheid heeft om er rücksichtslos voor te strijden.
De directies en het personeel van culturele instellingen hebben namelijk
recht op dit soort beheerders.
Geachte heer Bruno
De Lille. Wij van het Toneelhuis en het Publiekstheater hebben verder
niets met u vandoen. We kunnen u enkel dit als advies meegeven: neem ontslag
uit de raad van bestuur van de Bottelarij/KVS, ga voluit voor uw rol van
schepen, vul die op een verstandige manier in en geef onze collega's tenminste
de kans om hun instelling en hun beleid op de best mogelijke manier te
verdedigen. U zou overigens als Brusselaar, als beleidsman, en hopelijk
ook als cultuurliefhebber best een beetje trotser op hen mogen zijn.
(Stefaan De Ruyck
is zakelijk leider van het Toneelhuis en Dirk De Corte is algemeen directeur
van het Publiekstheater.)
17-12-2002
Bron: De Morgen
|