Dirk Volkaerts
Er is een voorjaarsstormpje
opgestoken rond de Koninklijke Vlaamse Schouwburg. En wel op een nieuwjaarsreceptie!
Brussels schepen Bruno De Lille (Agalev) pleitte twee weken geleden in de
Markten voor een "andere besteding" van de middelen die de stad
Brussel voor Nederlandse cultuur over heeft. Wie in die context pleit voor
een "andere besteding", pleit onherroepelijk voor een vermindering
van de budgetten voor de KVS, want die krijgt momenteel 95 procent van alle
geld voor Nederlandse cultuur. De Lille vindt dat hij, met de overgebleven
5 procent, te weinig beleid kan voeren.
Meteen kwam de KVS
in het oog van voornoemd stormpje terecht. Er volgde een discussie over
de centen, maar ook over de inhoud, repertoire en positionering in het (Nederlandstalig)
Brussel cultuurlandschap werd een en ander gepositioneerd.
Het is een valse discussie.
De KVS leeft hoegenaamd niet boven zijn stand. Roeit met ongeveer dezelfde
riemen als vergelijkbare theaters in Vlaanderen. Voert een artistiek beleid,
dat vanuit een onbetwistbare verankering binnen de Vlaamse gemeenschap,
rekening houdt met de complexe realiteit van Brussel. De KVS is een echt
Brussels stadstheater, altijd geweest; en de schouwburg heeft alleen al
omwille van zijn geschiedenis een ereplaats verworven in de eregalerij in
de iconengalerij van de Vlaamse beweging in Brussel. Wie KVS zegt, zegt
Hoste, en Hiel en consorten, en de eerste officiële toespraak in het
Nederlands ooit door een Belgische koning uitgesproken. Het is in dit opzicht
altijd van een onmetelijk politiek belang geweest dat de Vlaamse Schouwburg
van de Stad Brussel was. Dit is cruciaal in de discussie, en het is daarom
erg ongelukkig dat de enige Vlaamse schepen van de stad (onrechtstreeks)
pleit voor het verminderen van de stedelijke bijdrage aan de KVS, met welke
goede, beleidsmatige ideeën hij dit pleidooi ook omkleedt.
Niet het feit dat de
KVS 95 procent van de middelen voor Nederlandse Cultuur van de stad Brussel
krijgt, is het probleem. Het probleem is dat het totale budget voor Nederlandse
Cultuur in Brussel, in vergelijking met de andere steden, te klein is. De
Lille zou zich dus eigenlijk niet op de 95 procent moeten blindstaren, maar
wel op de te kleine 100 procent. Waarop dan weer gezegd kan worden dat de
Nederlandse Cultuur, in vergelijking met de Franse, door de stad Brussel
eigenlijk absoluut niet min bedeeld wordt. Waaruit dan weer geconcludeerd
moet worden dat het hele cultuurbudget van de stad Brussel te klein is.
Waarop men dan weer kan zeggen dat een van de redenen van dit bescheiden
budget de totale versnippering van alle mogelijke cultuurgelden in dit gewest
is (Negentien gemeenten! Twee gemeenschappen! Twee gemeenschapscommissies!).
Dat dit een globaal, (hoofd)stedelijk cultuurbeleid, met en vanuit de gemeenschappen,
in de weg staat. Dat Brussel beter verdient dan deze "verdeel-de-centen-en-heers-niet"-aanpak.
Een visie hebben, kost op zich niets. Durf ook niet. Maar we moeten wel
eerst iemand vinden die visie en durf hééft. Wanneer staat
er eindelijk eens een Brusselse Antonis op?
07-02-2002
Bron: Brussel Deze Week
|