Op 17 oktober werd
de begroting 2002 van de stad Brussel meerderheid tegen minderheid goedgekeurd.
Er is heel wat discussie over wat de stad zal aanvangen met de 164 miljoen
extra middelen per jaar die als dotatie aan de stad werd toegekend tengevolge
van het Lombardakkoord. Dat bepaald immers dat de Brusselse gemeenten vanaf
2002 extra middelen krijgen wanneer er een Vlaming in het schepencollege
zetelt of wanneer de OCMW-voorzitter Nederlandstalig is. In Brussel stad
is Bruno De Lille Vlaamse schepen en dus kreeg de stad er 164 miljoen bij.
Raadslid Marie-Paule
Quix klaagt aan dat de begroting van schepen De Lille ondanks de extra-middelen
slechts met 5 miljoen stijgt, wat betekent dat hij beschikt over iets meer
dan 14 miljoen of ongeveer 0,75% van de totale begroting. Ze vindt dat een
substantieel deel van de extra-middelen naar de Vlaamse schepen moeten gaan,
zoniet fungeert de Vlaamse schepen enkel als schaamlap binnen het Brussels
College van Burgemeester en Schepenen die het harmonieus samenleven van
de twee gemeenschappen in zijn programma schrijft. Schepen De Lille werpt
tegen dat naast de 5 miljoen verhoging op zijn begroting waarover Quix het
heeft, er nog heel wat bijkomende middelen naar Vlaamse initiatieven gaan.
Zo is er ondermeer groei voor de gemeenschapscentra, de verenigingen en
grote instellingen als Kaai, Beurs en KVS. Bovendien, zo stelt De Lille,
worden er met het extra geld initiatieven genomen die ten goede komen van
alle Brusselaars: zo gaat er meer geld naar openbare reinheid, sport, gelijke
kansen beleid en internationale solidariteit.
Oktober 2001
Bron: Vijfhoek
|